Twee weken geleden trok de raad van bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen aan de alarmbel over de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. Vandaag vindt de hoorzitting plaats. Aan de hand van deze presentatie hebben we het probleem van de haalbaarheid van de eindtermen, de bedreiging voor de onderwijskwaliteit en de onderwijsvrijheid aangekaart.
 
In deze nieuwsbrief gaan we dieper in op enkele vragen en opmerkingen die je ons bezorgde. Je leest er ook concrete voorbeelden van wat de nieuwe eindtermen voor de leraar betekenen en we brengen een gesprek met de Federatie Steinerscholen. 
 
We sturen deze nieuwsbrief aan iedereen die het onderwijs, en in het bijzonder het katholiek onderwijs, een warm hart toedraagt. De nieuwe eindtermen bedreigen immers de kwaliteit van ons onderwijs, omdat ze raken aan de vrijheid van onderwijs, het fundament waarop we katholiek onderwijs bouwen.
 
We vragen bestuurders en directeurs om deze nieuwsbrief te verspreiden onder de personeelsleden van hun school. Je kunt ook de bijhorende tweede editie van onze eindtermenkrant met verduidelijkende infographics verspreiden, eventueel samen met de eerste editieOok anderen roepen we op deze nieuwsbrief te verspreiden onder collega’s en geïnteresseerden. 
 
Bezorg de nieuwsbrief en/of de eindtermenkrant ook aan wie niet in het secundair onderwijs staat. Er zijn immers nieuwe eindtermen basisonderwijs op komst. 
 
Vragen kun je stellen via moderniseringso@katholiekonderwijs.vlaanderen. 
 
(Je drukt de krant het best af op A3-formaat. Heb je de mogelijkheid om als afdrukinstelling voor ‘Boek’ te kiezen, dan kun je beide vellen mooi dubbelvouwen tot een volwaardige krant.)
Katholiek Onderwijs Vlaanderen

Nieuwsbrief 

Beste
 
Twee weken geleden trok de raad van bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen aan de alarmbel over de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. Vandaag vindt de hoorzitting plaats. Aan de hand van deze presentatie hebben we het probleem van de haalbaarheid van de eindtermen, de bedreiging voor de onderwijskwaliteit en de onderwijsvrijheid aangekaart.
 
In deze nieuwsbrief gaan we dieper in op enkele vragen en opmerkingen die je ons bezorgde. Je leest er ook concrete voorbeelden van wat de nieuwe eindtermen voor de leraar betekenen en we brengen een gesprek met de Federatie Steinerscholen. 
 
We sturen deze nieuwsbrief aan iedereen die het onderwijs, en in het bijzonder het katholiek onderwijs, een warm hart toedraagt. De nieuwe eindtermen bedreigen immers de kwaliteit van ons onderwijs, omdat ze raken aan de vrijheid van onderwijs, het fundament waarop we katholiek onderwijs bouwen.
 
We vragen bestuurders en directeurs om deze nieuwsbrief te verspreiden onder de personeelsleden van hun school. Je kunt ook de bijhorende tweede editie van onze eindtermenkrant met verduidelijkende infographics verspreiden, eventueel samen met de eerste editieOok anderen roepen we op deze nieuwsbrief te verspreiden onder collega’s en geïnteresseerden. 
 
Bezorg de nieuwsbrief en/of de eindtermenkrant ook aan wie niet in het secundair onderwijs staat. Er zijn immers nieuwe eindtermen basisonderwijs op komst. 
 
Vragen kun je stellen via moderniseringso@katholiekonderwijs.vlaanderen. 
 
(Je drukt de krant het best af op A3-formaat. Heb je de mogelijkheid om als afdrukinstelling voor ‘Boek’ te kiezen, dan kun je beide vellen mooi dubbelvouwen tot een volwaardige krant.)

 

   Algemeen

 
 
Wie wil morgen nog leraar worden?
 
Twee weken geleden trok de raad van bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen aan de alarmbel over de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. Die zijn bijna klaar. 
 
Waar gaat het nu precies over?
 
Kort gesteld: de nieuwe eindtermen vormen een ernstige bedreiging voor zowel de kwaliteit als de vrijheid van ons onderwijs. Er zijn te veel eindtermen en er is te weinig onderwijstijd om ze grondig te verwerven. Er is geen tijd voor remediëren, differentiëren of excelleren. Leerlingen zullen van alles iets kennen, maar niets meer echt grondig.
 
De nieuwe eindtermen laten geen ruimte om vanuit eigen inspiratie, expertise en engagement onderwijs aan te bieden. Leraren worden louter uitvoerder van wat de overheid voorschrijft. Scholen kunnen nauwelijks nog een eigen aanpak ontwikkelen vanuit hun pedagogisch project. Bovendien sturen de nieuwe eindtermen door hun opmaak (Bloom!) al te zeer het pedagogisch-didactische handelen van leraren en schoolteams.
 
De nieuwe eindtermen leiden tot oppervlakkigheid en verschraling, maar ook kleurloosheid en nivellering, terwijl we net streven naar diepgang, rijke vorming en profiel: er mag gerust wat verschil zijn in ons (katholiek) onderwijs, zodat leerlingen en hun ouders kunnen kiezen voor de school die best bij hen past.
 
De voorbije jaren waarschuwde het onderwijsveld er meermaals voor.
 
De Vlaamse regering ging niet in op onze vraag om de eindtermen nog niet goed te keuren en de set eerst grondig te versoberen. Meer nog: ze voegde te elfder ure zelfs nog 27 eindtermen toe.
 
Daarom herhalen we vandaag ons pleidooi voor een overkoepelende commissie die:
 
 
► 
 
de voorliggende set eindtermen grondig versobert met het oog op de haalbaarheid en het creëren van diepgang bij het verwerven van de leerstof,
 
► 
 
én het format van de eindtermen verlost van het pedagogisch-didactische keurslijf waarin ze leraren dwingt.
 
Wij blijven bereid om een goede overgangsregeling voor het volgende schooljaar uit te werken, samen met alle onderwijspartners, en doen een appel aan de politiek om onze uitgestoken hand aan te nemen.
 
In de discussies die we tot nu toe beluisterden, merkten we dat het gesprek vaak niet verder komt dan het proces dat tot nu toe gelopen is: “Jullie zaten toch mee aan de knoppen in die commissies? Hadden jullie dan te weinig invloed? Waarom luiden jullie nu pas de alarmbel?”. We willen die vragen zeker niet uit de weg gaan, en verder in deze nieuwsbrief vind je het antwoord erop.
 
Maar, discussiëren over dat proces is niet wat ons nu te doen staat: vandaag gaat het om het product, en alleen om het product! Gaan we werkelijk onze secundaire scholen met de foute eindtermen van start doen gaan? Of grijpen we in, vooraleer het werkelijk te laat is? En neemt de politiek hier haar verantwoordelijkheid op? Of blijven we het hebben over het proces, om het dan maar niet over het product te moeten hebben …
 
Voor iedereen, Vlaanderenbreed
 
 
 
De eindtermen palmen alle onderwijstijd in
 
De nieuw ontwikkelde eindtermen zijn geen minimumdoelen. Volgens onze berekeningen nemen ze alle onderwijstijd in. Dat is onder meer het geval in de 2de graad in doorstroomrichtingen (aso, tso, kso). Zo goed als alle beschikbare onderwijstijd is nodig om de eindtermen voor elk van de 16 sleutelcompetenties van de basisvorming met voldoende diepgang te bereiken! En dan hebben we het nog niet over de specifieke vorming gehad …
 
Dat betekent uiteraard ook dat er geen ruimte is om te remediëren, te differentiëren en te excelleren, en ook niet om vanuit eigen inspiratie, expertise en engagement onderwijs aan te bieden. We pleiten er uitdrukkelijk voor om 30 procent van de onderwijstijd daarvoor voor te behouden.
 
Op basis van informatie van leraren, experten hoger onderwijs en pedagogisch begeleiders deden we eenzelfde oefening voor de 2de graad van de arbeidsmarktgerichte studierichtingen (bso) en die met een dubbele finaliteit (doorstroom-arbeidsmarktgericht, tso en kso). We komen tot soortgelijke resultaten. Soms hebben we zelfs méér onderwijstijd nodig dan er beschikbaar is. 
 
Waar het relevant was, hebben we in ons onderzoek rekening gehouden met de lestijd die vandaag wordt gespendeerd aan gelijkaardige inhouden in de leerplannen van de 2de graad.
 
We hadden daarbij de ‘gemiddelde leerling’ voor ogen: zo stonden bij de eindtermen moderne talen de leerlingen in STEM-richtingen model, bij de eindtermen wiskunde en natuurwetenschappen de leerlingen in richtingen Economie en organisatie. We mogen immers niet vergeten dat het dezelfde set eindtermen basisvorming is voor alle doorstroomrichtingen (aso, tso, kso), dus ongeveer voor 65 procent van alle leerlingen in de tweede en derde graad, ongeacht hun interesses en capaciteiten.
 
Onze berekening is bovendien conservatief: wanneer we twijfelden, hebben we voor onze simulaties steeds de laagste inschatting van de benodigde onderwijstijd genomen. We raamden in onze berekening dat van de 37 weken in een schooljaar er voor instructie, inoefening en verwerking in aso, tso en kso 25 lesweken overblijven. In bso zijn dat er 27.
 
Dat is een realistische schatting. Er zijn immers onder meer ook lestijden nodig voor evaluatie of voor groepsvormende activiteiten. Bovendien toont internationaal onderzoek dat 25 procent van de lestijd wordt besteed aan niet-onderwijstaken, zoals administratie en vooral klasmanagement.
 
Wat ook niet vergeten mag worden, is dat het ambitieniveau van de eindtermen merkelijk hoger ligt dan vandaag. Zoals we elders aangeven, bestonden de ontwikkelcommissies vooral uit mensen met een aso-focus. Daardoor gelden er in de toekomst aso-eindtermen voor domeingebonden richtingen tso en kso.
 
Redelijkerwijs mogen we aannemen dat leerlingen tso en kso gemiddeld meer onderwijstijd nodig hebben om dat ambitieniveau te bereiken, waardoor het specifieke gedeelte van hun vorming onder druk komt te staan.  
 
Tot slot: op 9 oktober heeft de Vlaamse regering de nieuwe eindtermen niet alleen voor een tweede keer principieel goedgekeurd; ze voegde in één beweging nog 27 eindtermen toe. En ook daarvoor dient nu bijkomend onderwijstijd voorzien te worden – tijd die er sowieso al niet was …
 
Voor iedereen, Vlaanderenbreed
 
 
 
Het eigen karakter van aso, tso en kso komt te weinig aan bod
 
De wens van de Vlaamse regering om domeinoverschrijdende (aso) en domeingebonden (tso/kso) doorstroomrichtingen voldoende van elkaar te onderscheiden, blijkt in de realiteit een loze ambitie. Door het zware gewicht dat de eindtermen aan de basisvorming toekennen, verkleint de ruimte voor specifieke vorming en verdwijnt de vrije ruimte voor leerlingen, leraren en scholen.
 
Dat betekent dat studierichtingen meer op elkaar zullen gelijken. Als je de hoeveelheid en het ambitieniveau van de eindtermen bekijkt, zal er nog weinig onderscheid zijn tussen domeingebonden (tso/kso) en domeinoverschrijdende (aso) studierichtingen.
 
De eindtermen van een aantal grotere sleutelcompetenties (wiskunde, natuurwetenschappen, Nederlands, Engels en Frans) zijn geschreven op aso-niveau en volledig identiek voor de domeingebonden en domeinoverschrijdende studierichtingen. Bovendien wordt daardoor het specifiek gedeelte noodgedwongen sterk gereduceerd ten opzichte van de huidige situatie in tso en kso.
 
Als leerlingen Industriële wetenschappen in de toekomst moderne talen op aso-niveau moeten beheersen en leerlingen Handel of Beeldende vorming natuurwetenschappen en wiskunde op aso-niveau dienen te halen, dan zullen heel wat leerlingen die vanuit hun profiel terecht in de doorstroomrichtingen zouden zitten, noodgedwongen moeten kiezen voor dubbele finaliteitsrichtingen (doorstroom-arbeidsmarkt, tso/kso). 
 
Zo doen we onrecht aan de talenten van de leerlingen die kiezen voor specifieke studierichtingen op basis van hun capaciteiten en interesses. 
 
Ook in arbeidsmarktgerichte studierichtingen resten er onvoldoende lesuren specifieke vorming om de beroepskwalificaties in een leerlijn naar de 3de graad kwaliteitsvol te realiseren.
 
Voor iedereen, Vlaanderenbreed
 
 
 
Het vrij onderwijs mobiliseert
 
Deze eindtermen grijpen erg in op de beweegruimte van de leraar en de visie van de school op onderwijs. Leraren worden beperkt in hun inhoudelijke en pedagogisch-didactische vrijheid en zullen al hun lestijd nodig hebben om uit te voeren wat in de eindtermen als minimumdoelen is vastgelegd.
 
Scholen worden eenheidsworst, omdat er geen ruimte meer blijft voor eigen keuzes vanuit het pedagogisch project. Ook voor de brede vorming van de leerling bieden de nieuwe eindtermen geen ruimte.
 
Het format van de eindtermen, dat de taxonomie van Bloom oplegt voor alle leerinhouden, stuurt de pedagogisch-didactische relatie tussen de leraar en de leerling.
 
Het kennisgedeelte in de afbakening van bepaalde eindtermen gaat uit van een bepaalde onderwijskundige visie die wordt opgedrongen en als zodanig een inbreuk is op de vrijheid van onderwijs, bijvoorbeeld de sterk constructivistische invalshoek in de eindtermen rond de leercompetentie, waarbij men verwacht dat alle leerlingen op de leeftijd van 15 jaar in staat zijn om hun ‘eigen leerproces te reguleren’.
 
Het hele vrij onderwijs maakt zich zorgen over die gang van zaken. Verschillende scholen en directies uitten hun bezorgdheden al aan de minister en de parlementsleden. Niet alleen Katholiek Onderwijs Vlaanderen spreekt zich uit, ook de steinerscholen staan op de barricaden. 
 
We spraken erover met Werner Govaerts van de Federatie Steinerscholen.
 
Wat is het grootste bezwaar van de Steinerscholen tegen de nieuwe set eindtermen zoals ze nu voorligt?
 
“Het grootste probleem zien wij in de mate van detaillering. De eindtermen zijn samengesteld uit een doelzin, gevolgd door verschillende soorten kennis en beheersingsniveaus. Met de meeste doelzinnen hebben we geen probleem, maar de opsplitsingen die daarna volgen, zijn problematisch en erg ingrijpend.”
 
“Er zijn heel wat onevenwichten binnen de eindtermen, doordat de specialisten in aparte commissies werkten en er geen centrale commissie was die het geheel bewaakte. Zo stellen we bijvoorbeeld vast dat chemie binnen de tweede graad STEM zwaarder weegt dan fysica en biologie.”
 
“In de steinerpedagogie stemmen we de leerinhouden van een aantal leergebieden af op de ontwikkelingsfase van jongeren, om een eigen leerstofopbouw te garanderen. Die opbouw is anders dan de logisch-lineaire opbouw van de eindtermen.”
 
Wat zijn jullie ervaringen met de nieuwe eindtermen voor de eerste graad?
 
“De steinerscholen hebben gelijkwaardige eindtermen voor de eerste graad ingediend. Daardoor zijn ze bij ons een jaar later ingegaan. De goedkeuring van die gelijkwaardige eindtermen had heel wat voeten in de aarde. We merken dat zij minder globaal en meer in detail werden geëvalueerd en gecontroleerd door de onderwijsinspectie, alsook door de commissie van deskundigen. Wij hadden ook meer pedagogisch-gerichte alternatieve doelstellingen voorgesteld in plaats van eindtermen die meer gedragsgericht waren, maar dat hebben die twee commissies niet aanvaard.”
 
Moeten de eindtermen dan geen garantie bieden voor de kwaliteit van het onderwijs?
 
“Er bestaat geen enkel wetenschappelijk onderzoek dat bevestigt dat eindtermen een goed instrument voor onderwijskwaliteit zouden zijn. Merkwaardig is trouwens dat het begin van de achteruitgang van Vlaanderen in de internationale onderzoeken samenvalt met het invoeren van steeds gedetailleerdere eindtermen. Recent beginnen steeds meer mensen, zoals Dirk Van Damme van de OESO, dat ook te zien. Ik zou het dus willen omdraaien. Welke indicatie hebben we dat die eindtermen daar een goed instrument voor zijn?”
 
Waarom hebben jullie het ook moeilijk met de specifieke eindtermen voor de studierichtingen?
 
“Dat heeft met onze specificiteit te maken. De steinerpedagogie is binnen de domeinoverschrijdende finaliteit een studierichting met een heel eigen identiteit. Die is niet gebonden aan een of twee wetenschapsdomeinen. Vroeger dienden wij daarvoor eigen specifieke eindtermen in, die het meest onze eigenheid weerspiegelen. Die zijn nu compleet van tafel geveegd. Volgens de nieuwe specifieke eindtermen moeten leerlingen van een aantal wetenschapsdomeinen een pakket doelen nastreven, maar de inhouden van die doelen zijn ons eigenlijk vreemd.”
 
“In de Memorie van toelichting bij het ontwerpdecreet worden specifieke eindtermen omschreven als ‘noodzakelijke’ en als ‘nuttige’ doelen. De specifieke eindtermen gelden echter maar voor een beperkt aantal leerlingen. Het is maar de vraag of het aan de overheid is om voor te schrijven wat voor elke groep leerlingen ‘nuttig’ is?”
 
Wat stellen jullie als oplossing voor?
 
“Wij zouden alle eindtermen graag afslanken, zodat enkel doelzinnen overblijven en de verdere uitbreiding van inhouden en beheersingsniveaus wegvalt. Zo kom je tot een hanteerbaar geheel van doelstellingen.”
 
Voor iedereen, Vlaanderenbreed
 
 
 
Hoe kwamen deze eindtermen tot stand?
 
De eindtermen worden per sleutelcompetentie besproken in ontwikkelcommissies. Die zijn samengesteld uit leraren, vakexperts en vertegenwoordigers van de onderwijsverstrekkers.
 
De leraren werden hoofdzakelijk aangesproken vanuit de diverse lerarenverenigingen en waren vooral erg vertrouwd met het aso en hun eigen vakgebied. Dat laatste gold eveneens voor de experten uit het hoger onderwijs, die vanuit hun eigen discipline input gaven op de voorliggende eindtermen.
 
De ontwikkelcommissies vertrokken niet van een wit blad, maar met eindtermen die werden ontwikkeld door de bevoegde administratie.
 
De eerste voorstellen van eindtermen werden dus niet ontwikkeld door mensen met voldoende voeling met leerlingen in de verschillende onderwijsvormen en studierichtingen. Dat bleek ook uit de soms onrealistisch uitgebreide opsomming van inhouden in de eerste voorstellen. Veel ontwikkelcommissies kenden daarom moeizame besprekingen.

Verder liet de administratie niet toe dat er in de ontwikkelcommissie verwezen werd naar het werk in andere ontwikkelcommissies, waardoor elk zicht ontbrak op de zwaarte en de inhoud van andere sleutelcompetenties.
 
Er waren bovendien geen gezamenlijke afspraken gemaakt over de relatieve verhouding van de verschillende sleutelcompetenties tot elkaar; er was geen methodiek om de totale haalbaarheid van alle onderwijsdoelen na te gaan (laat staan dat er bepaald werd 30 procent van de onderwijstijd vrij te houden voor de leerling, de leraar en de school); er was ook geen gezamenlijk afgesproken methodiek om de onderwijstijd die een eindterm inneemt, te bepalen.
 
Verder was er geen systematiek om tot consensus te komen, noch een adequate verslaggeving over de besluitvorming in de verschillende commissies.
 
De vertegenwoordigers van Katholiek Onderwijs Vlaanderen hebben meer dan eens gewezen op het probleem van de haalbaarheid, vaak tevergeefs.
 
Dikwijls werd dergelijke inbreng gezien als “niet willen streven naar onderwijskwaliteit”, terwijl iedereen weet dat onderwijskwaliteit betekent dat er fundamentele keuzes gemaakt worden: waarop zetten we diepgaand in en waarop zetten we dus ook niét in? Wat is need to know en wat is nice to know?
 
Over de ontwikkelcommissies heen werd tussentijds overlegd. Dat was echter een maat voor niets.
 
Het geheel werd strikt gestuurd door de administratie en heel wat onderwerpen, zoals het ambitieniveau van de eindtermen en de veelheid aan eindtermen, bleven onbespreekbaar. De mogelijkheid om eindtermen basisvorming te verschuiven naar de specifieke eindtermen werd jammer genoeg veel te weinig in de praktijk gebracht.
 
Voor iedereen, Vlaanderenbreed
 
 
 
Hoe zien goede eindtermen er dan wel uit?
 
Hoe eindtermen eruit moeten zien, is bij decreet bepaald.
 
Daarin staat onder meer: “eindtermen zijn minimumdoelen die het Vlaams Parlement noodzakelijk en bereikbaar acht voor een bepaalde leerlingenpopulatie. Met minimumdoelen wordt bedoeld: een minimum aan kennis, inzicht, vaardigheden en attitudes, bestemd voor die leerlingenpopulatie.” en voorts “Het Vlaams Parlement keurt een beperkt aantal van sober geformuleerde, duidelijke, competentiegerichte en evalueerbare eindtermen, ontwikkelingsdoelen en specifieke eindtermen goed waar kennis telkens geëxpliciteerd wordt en vaardigheden, inzichten en indien van toepassing attitudes aan bod komen.”
 
Wie ook maar even de nieuwe set eindtermen bekijkt, beseft onmiddellijk dat die daaraan niet voldoet.
 
Daarom riepen we de Vlaamse regering op ze nog niet goed te keuren en met behulp van een overkoepelende commissie de eindtermen grondig te versoberen, zowel in functie van haalbaarheid als pedagogische sturing.
 
Toch zijn er ook voorbeelden van goede praktijk in de nieuwe set: de eindtermen historisch bewustzijn bevatten, in tegenstelling tot andere sleutelcompetenties, een beperkt aantal eindtermen met een duidelijke doelzin en een afbakening met een beperkt aantal verplichte kenniselementen.
 
Zo laten ze voldoende ruimte voor de leraar om eigen keuzes te maken in de inhouden die aan bod komen en in het eigen pedagogisch-didactisch handelen. Ze zijn haalbaar, onder meer omdat bepaalde eindtermen in doorstroomrichtingen enkel door specifieke leerlingengroepen behaald moeten worden.
 
Bij de specifieke eindtermen zijn onder meer klassieke talen een schoolvoorbeeld van goede eindtermen.
 
Jammer dat andere ontwikkelcommissies niet tot dezelfde kwaliteit zijn kunnen komen.

Laat er geen misverstand over bestaan: wij zijn voor ambitieuze eindtermen en excellent onderwijs, maar ook voor voldoende onderwijstijd en vrijheid voor elke leraar en elk schoolteam om die kwaliteitsvol te realiseren!
 
Voor iedereen, Vlaanderenbreed
 
 
website
 
 
e-mail
 
 
publicaties
 
 
twitter
 
 
facebook